De treinen van zijn spoorbaan,
Staan stil op het station.
En zijn beer ligt omgevallen,
Met zijn rug op het perron.
Achter de Lego-boerderijen
Ligt zijn voetbal rood-oranje,
En als hij roept dan komt z' moeder,
Die hem iets te drinken geeft.
Hij is zo ziek, hij heeft zo' buikpijn,
Omdat ie te veel gegeten heeft.
De treinen gaan en komen,
En aan de wolkenloze hemel,
Boven lawaaierige straten,
Brandt de hele dag de zon.
Ze heeft die dag nog niets verkocht
En er is geen moeder die iets geeft.
Ze is zo ziek, ze heeft zo' buikpijn,
Omdat ze niets te eten heeft.